Leerconcept
Wat zijn de belangrijkste leertheorieën?
De onderwijsgeschiedenis kent vele theorieën die invloed hebben uitgeoefend
op het onderwijsproces. Enkele van de belangrijkste op een rij.
Behaviorisme
Het behaviorisme concentreert zich op waarneembaar gedrag van dieren
en mensen. Behavioristen kijken naar de koppeling die lerenden maken tussen
omgeving en gedrag. Tevens definiëren zij leren als niets anders als het
verwerven van nieuw gedrag.
Behavioristen onderscheiden twee universele leerprocessen:
• Klassieke conditionering: een bepaalde stimulus leidt altijd tot een
specifiek respons (Pavlov);
• Operante conditionering: bepaald gedrag wordt beloond (of gestraft)
en krijgt daarmee een grote kans op herhaling of vermijding (Skinner).
Volgens het behaviorisme is er sprake van leren als er direct waarneembaar
gedrag het resultaat is. Conditionering vormt hiervoor het instrument. Het
behaviorisme geeft geen verklaring voor andere vormen van leren, zoals
taalontwikkeling bij jonge kinderen en ‘transfer’ (gebruik maken van
leerervaringen in nieuwe situaties). Volgens het behaviorisme kunnen
gedragsproblemen worden aangepakt door consequent belonen en bestraffen, als
het gaat om ‘simpel’ gedrag.
Cognitivisme
Het cognitivisme is gericht op het gebruik maken (structureren, coderen) van
kennis als mentale activiteit: het verwerven en integreren van informatie en
de toepassing ervan.
Volgens deze theorie wordt kennis als volgt verwerkt:
• indrukken in het kort sensorisch geheugen (KSG);
• zaken die de aandacht trekken in het korte termijn-geheugen (KTG);
• stimuli die als belangrijk’ worden gekwalificeerd in het lange
termijn-hegeugen (LTG).
Aanwezige kennis uit het LTG kan in het werkgeheugen (WG) verder worden
verwerkt (‘denken’: nieuwe informatie wordt gelinkt aan al aanwezige info
uit het LTG). Het nieuwe geleerde sluit aan bij het vorige geleerde.
Sociaal-constructivisme
Het constructivisme is een leertheorie die ervan uit gaat dat we
ieder onze eigen werkelijkheid construeren door te reflecteren op de
ervaringen. Ieder van ons maakt ‘regels’ en ‘mentale modellen’ waarmee we
betekenis geven aan onze ervaringen. Leren is het proces van aanpassen van
onze ‘mentale modellen’ aan nieuwe ervaringen.
Enkele belangrijke uitgangspunten
• Leren begint bij thema’s waarmee leerlingen actief bezig zijn en
waaraan ze betekenis geven.
• Betekenis vraagt om begrip van het geheel en van de delen.
Leerprocessen zullen meer betrekking hebben op begrippen dan op lossen
feiten.
• Goed onderwijs veronderstelt dat men op ge hoogte is van de actuele
‘mentale modellen’ van leerlingen.
Via leren geeft de lerende een eigen betekenis aan de fysieke en sociale
werkelijkheid om zich heen. Er is expliciete aandacht voor de toetsing.
Daarmee krijgt de leerling feedback over de kwaliteit van zijn eigen
leerproces.
Competentiegericht leren is een vorm van sociaal-constructivisme. Praktische
uitwerkingen van competentiegericht leren vind je bijvoorbeeld terug onder
de noemer natuurlijk leren en betekenisvol leren.
Brain-based learning
De theorie van brain-based learning is gebaseerd op het functioneren en de
werking van de hersenen. Brain-based learning heeft de volgende
uitgangspunten:
• hersenen kunnen meerdere dingen tegelijk;
• leren vindt plaats in het gehele lichaam;
• zoeken naar betekenis is aangeboren;
• het geven van betekenissen gebeurt door het herkennen van patronen;
• hersenen verwerken gehelen en delen gelijktijdig;
• leren heeft betrekking op gerichte aandacht en globale waarneming;
• leren kent zowel bewuste als onbewuste processen;
• er zijn twee soorten geheugen: ruimtelijk geheugen en
‘stamp’-geheugen;
• we onthouden en begrijpen het best als leeropdrachten zijn ingebed
in een natuurlijke en ruimtelijke context;
• leren wordt bevorderd door uitdaging en geremd door angst;
• individuele hersenen zijn uniek.
Meervoudige Intelligentie
Volgens de Amerikaanse neuropsycholoog Gardner is intelligentie de
bekwaamheid om problemen op te lossen of iets bestaands aan te passen aan
veranderende omstandigheden. Mensen kunnen dat op verschillende manieren
doen. Gardner gaat ervan uit dat er acht manieren of intelligenties zijn
waarop mensen de wereld waarnemen en begrijpen;
1. verbaal-linguistisch;
2. logisch-mathematisch;
3. visueel-ruimtelijk;
4. lichamelijk-kinetisch;
5. muzikaal-ritmisch
6. interpersoonlijk (sociaal);
7. intrapersoonlijk;
8. natuurgericht.
Iedere persoon heeft een unieke combinatie van deze intelligenties, een
eigen profiel van onderling op elkaar inwerkende intelligenties. Deze
eigenschappen zijn tot op zekere hoogte ontwikkelbaar.
Meervoudige intelligentie is een set van bekwaamheden, waarmee ieder op
eigen manier informatie en kennis van verwerven en verwerken. De MI-theorie
stimuleert een meervoudige kijk op de ontwikkeling van kinderen en
volwassen. Door zoveel mogelijk intelligenties te stimuleren bij
leerprocessen wordt het leereffect groter.
De verschillende leertheorieën hebben verklarende waarde voor verschillende vormen van leren. Meer en meer worden binnen het onderwijs verschillende leervormen toegepast om het leerrendement zo groot mogelijk te laten zijn. Een schematisch overzicht van verschillende leerdoelen en de theorieën die daarbij beste het verklarende model bieden.
Leerdoel | Theorie | Resultaat | Didactiek |
Opbouwen inzicht | Constructivisme | Inzicht | Ontdekken/context |
Leren van feiten | Cognitivisme | Weten | Zelfstudie |
Opbouwen van routines | Behaviorisme/ cognitivisme | Vaardigheid | Herhaald oefenenInstructie |
Opbouwen van attitudes | Behaviorisme/ cognitivisme | Gedrag | Feedback |
Frans Meijers (lector pedagogiek aan de Haagse Hogeschool) gaat uit van het principe dat de ontwikkeling van kennis bij leerlingen verloopt door het geven van eerst eenvoudige opdrachten, waarna vervolgens de complexiteit toeneemt. Als we leerlingen willen voorbereiden op het functioneren in een dienstensamenleving doet dat een beroep op de zelfsturing van het individu. Voor deze vorm van leren is dialoog nodig om inzichten te verwerven. (Voor de Intreerede Jan Geurts en Frans Meijer (beide lectoren in de pedagogiek van de beroepsvorming) zie: http://www.haagsehogeschool.nl/HaagseHogeschool/Lectoraten)
Enkele voorbeelden van veel gebruikte leermodellen
• VUT – model: Vooruitkijken, Uitvoeren, Terugkijken
• Leercyclus van Kolb: concreet ervaren – waarnemen en overdenken
(reflectie) abstracte begripsvorming – actief experimenteren. Zie ook op:
http://www.thesis.nl/kolb
• Deming-cirkel/ PDCA-cirkel (Plan-Do-Check-Act): PLAN: dit omvat niet
alleen het plan van aanpak voor de noodzakelijke verbetering of innovatie,
maar ook de formulering van het gewenste resultaat en hoe (en wanneer)
getoetst gaat worden of het gewenste resultaat is bereikt. DO: het plan
wordt uitgevoerd zoals is voorgeschreven. CHECK: door middel van controle en
evaluatie wordt bekeken in hoeverre het gewenste resultaat behaald is. ACT:
dit is de fase van bijstelling. En als het gewenste resultaat bereikt is,
kan de school aan de volgende verbetering beginnen en wordt de cirkel
opnieuw doorlopen.
• Oriëntatie – ontwerpen – realisatie - reflectie
Nadere informatie
Kijk naar de 22 leertheorieen op de volgende link:
http://ict.aps.nl/krachtigleren
Intreerede Jan Geurts en Frans Meijer beide lectoren in de
pedagogiek van de beroepsvorming:
http://www.haagsehogeschool.nl
Oude didactiek past niet in nieuwe onderwijsvisies:
http://www.intrazc.nl/bestanden/groepsleren/Oude didactiek past niet in
nieuwe onderwijsvisies.htm
Overzicht van elektronische leeromgevingen kunt u vinden op:
http://www.kennisnet.nl/thema/eloplein/overzicht/index.html?mnndx=4&swtch=4